Hoog-Keesje zegt dat er een eiland voor de kust ligt, dat hij vanaf de vuurtoren heeft zien liggen. De vissers lachen hem uit, maar zijn zusje Miertje zegt: "Zullen we erheen?"Hoog-Keesje schrikt, maar het brengt hem op een idee...
Hij kan er niet tegenop, het is sterker dan hijzelf, zodra het hem overvalt, MOET hij eraan toegeven: de drang om weg te lopen. Weg van huis, weg van school, weg uit het dorp, naar... Naar nergens en dat is het ergste, Wegloop weet zelf niet waarnaartoe. Zomaar. Maar wanneer hij zomaar naar Parijs verdwijnt en het daarna nog erger wordt, is het afgelopen: hij moet naar zee, want van een boot kun je niet weglopen, meent zijn vader. Zou het helpen?En die andere loper, die Inca-jongen in het hooggebergte van Peru vijf eeuwen geleden, vlak voor de komst van de Bleken aldaar, wat heeft die ermee te maken?